ga je gang 1.0
ga maar; begin maar; doe maar
Als uitnodiging om iemand voor te laten gaan of om iemand te laten beginnen met iets.
Algemene voorbeelden
Ik gaf hem zijn colbert terug en zei dat ik alleen naar binnen ging. 'Ga je gang,' zei hij, hield de glazen deur voor me open en liep gelijk met me mee.
'Mogen we hem opruimen?' 'Ga je gang,' zei de dokter. De ambulanciers laadden het lichaam van Hassan op de brancard, maar de oudste van de twee aarzelde even.